De ligging van de Noordzee zou ideaal zijn om als groene energiecentrale te fungeren. Het gebied ligt tussen meerdere landen die allemaal behoefte hebben aan energie maar ook streven naar een duurzame toekomst.
Michael van der Heijden managing director bij investeringsmaatschappij Typhoon Capital, spreekt hiermee de wens uit voor de toekomst. ‘De Noordzee heeft een paar voordelen. Het is niet erg diep en er is geen ruimtegebrek’. Verder is er meer dan genoeg wind en zullen de windmolens niemand tot last zijn. ‘Niemand die het daar ziet, niemand die daar wil zijn,’ aldus de managing director.
Typhoon offshore is een dochter maatschappij van Typhoon Capital, de dochter specialiseert zich in het realiseren van windmolenparken in de Noordzee. Hierbij is de voornaamste taak van Typhoon offshore het regelen van de financiële aspecten van de parken. ‘Een vergunning is alleen een stapel papier’, aldus van de Heijden. Typhoon brengt het project verder, dit doen ze onder andere door kopers te zoeken voor de projecten.
Gister is bekend gemaakt dat Typhoon offshore het belang in een nog te realiseren windmolenparkproject ten noordoosten van Sciermonnikoog zal gaan uitbreiden. Het heeft de aandelen van de Duitse Brad gekocht, ‘tegen marktconforme prijzen’. Typhoon zal dit project begeleiden tot de bouw die in augustus 2012 van start zal gaan. De aannemer die het project zal bouwen is Van Oord.
Het project zal 2,5 miljard euro kosten. Zodra het project draaiend is heeft de overheid een productiesubsidie van 4,4 miljard euro beschikbaar gesteld. Tot die tijd moet Typhoon voor de financiën zorgen. Het project moet in 2013 energie gaan opleveren en zal naar alle waarschijnlijkheid de grootste van zijn soort zijn in Nederland.
De vraag naar duurzame energie neemt niet af hoewel de Europese overheden zich er steeds meer terug trekken. Onlangs werd bekend gemaakt dat het aantal duurzame energie verbruikers in Duitsland nu tot wel een vijfde bedraagt van de totale hoeveelheid energieverbruikers. ‘De olie raakt op en over kernenergie wordt de publieke perceptie steeds negatiever.’